Laten we haar maar niet verdrietig maken
Door Leoniek van der Maarel | Academie voor Verlies
Waarom praten over de dood van belang is bij kinderen
De opa van Eveliene gaat dood
Eveliene was acht jaar toen haar opa ernstig ziek werd. Hij werd met spoed opgenomen in het ziekenhuis en in eerste instantie wist niemand wat er met hem aan de hand was. Na een groot aantal onderzoeken bleek dat opa een tumor had. Of deze tumor goed of kwaadaardig was, was nog niet bekend. Eveline ging één keertje mee naar opa in het ziekenhuis en schrok zich een hoedje van alle slangetjes waar opa aan lag. Daarna wilde ze niet meer mee naar het ziekenhuis.
Haar ouders vertelden Eveliene niet dat opa een tumor had. Omdat nog niet bekend was hoe het verder zou gaan, wilden ze Eveliene niet onnodig onzeker maken. En al helemaal na die grote schrik in het ziekenhuis, hadden ouders het idee dat ze Eveliene maar beter konden beschermen voor de akelige werkelijkheid.
De uitslagen kwamen binnen en het bleek dat het om een kwaadaardige tumor ging. Opa kon hier niet meer van genezen. De ouders van Eveliene vertelden heel voorzichtig aan haar dat opa misschien dood zou gaan. Eveliene hoorde vooral het woordje ‘misschien’. Eveliene was bang, want ze begreep niet wat er aan de hand was en hoe het toch kon dat opa ‘misschien’ dood kon gaan.
Opa overleed niet al te lange tijd na de diagnose. Eveliene had hem niet meer op willen zoeken in het ziekenhuis, wel toen opa weer thuis was. Maar toen opa voor de laatste fase naar het ziekenhuis ging, wilde ze weer niet meer naar hem toe.
Eveliene heeft opa niet meer gezien nadat hij is overleden, ze is wel bij de begrafenis geweest.
Na ongeveer vijf maanden meldden ouders Eveliene aan voor therapie omdat Eveliene maar zo slecht bleef slapen. Tijdens het intakegesprek werd bovenstaand verhaal verteld. Ik ging met Eveliene aan de slag.
Eveliene worstelde met het feit dat ze niet wist waaraan opa overleden was, ze had het idee dat je dus, als je in het ziekenhuis terecht kwam, zou overlijden. Er werd thuis niet meer over opa gesproken, of in ieder geval heel erg weinig. Ze zag wel af en toe dat haar ouders verdrietig waren, maar ze had geen idee wat er dan aan de hand was. Op school wist de juf van het overlijden van opa en soms vroeg de juf er bij Eveliene naar, maar dan wilde Eveliene er steevast niet over praten. Dat was de algehele tendens: Eveliene wilde niet over haar overleden opa praten. Tijdens het oudergesprek bespraken we Eveliene haar onmacht en ik vroeg aan ouders hoe zij thuis over de overleden opa praatten. Ze vertelden mij dat ze dat liever niet deden waar de kinderen bij waren, omdat de kinderen het al moeilijk genoeg hadden en ze wilden de kinderen niet verdrietig maken én niet belasten met hun eigen verdriet.
Ouders begrepen niet waarom Eveliene er niet over sprak, omdat ouders echt hadden aangegeven dat Eveline er altijd met hen over zou mogen praten en dat huilen heel gewoon was.
Ik vertelde hoe kinderen leren van voorbeeldgedrag, meer dan van woorden. Hoe belangrijk het is dat wij ze leren te communiceren, over van alles en ook over moeilijke onderwerpen. Maar ook hoe zorgzaam het was van ouders dat zij Eveliene niet wilde belasten met het / hun verdriet. Want uiteindelijk is dat de reden dat ouders dit niet wilden benoemen: ze wilden het allerbeste voor hun dochter. Ik gaf als voorbeeld dat als je tegen je kinderen zegt dat je moet eten met mes en vork maar jij zelf als ouders met een lepel eet, dat de kans heel groot is dat jouw kind ook met een lepel gaat eten.
Ze herkenden direct wat ik bedoelde. Ik vertelde hun dat het niet erg is om kinderen verdriet te laten zien, als we er maar bij vertellen dat zij niet degenen zijn die het verdriet hebben veroorzaakt, zij zijn hooguit degenen die ervoor hebben gezorgd dat je het verdriet weer even kan voelen en dat kan soms ook prettig zijn en gaat ook weer over.
Ouders konden hier zeker mee werken met Eveliene en namen zich voor meer met Eveliene te praten over het verlies van opa.
Eveliene is daarna nog drie keer geweest en toen was het niet meer nodig.
Waarom is het belangrijk om over de dood te praten
Fantasie is erger dan de werkelijkheid zeggen we vaak. Als kinderen niet weten wat er aan de hand is, dan zullen wij hun eigen verhaal gaan maken. Dat verhaal zal veelal over henzelf gaan. Kinderen zijn nu eenmaal egocentrisch en zullen zich altijd afvragen: wat heb ik gedaan, is het mijn schuld en wat kan ik hieraan doen. Al zou een kind duidelijk gemaakt krijgen dat hij er niets aan kan doen, maar er wordt verder weinig verteld over wat er is gebeurd, dan gaan ze bedenken dat het wel heel vreselijk moet zijn, anders had je het ze wel verteld. Dus ook daar kan die fantasie op hol slaan.
Daarnaast wil iedereen serieus genomen worden. De manier waarop we laten merken dat we anderen serieus nemen, is door hen te informeren, op de hoogte te houden, ze belangrijk genoeg vinden om hen de waarheid te vertellen. Een kind niet meenemen in wat er speelt of gespeeld heeft, is min of meer de boodschap afgeven “jij bent niet belangrijk, waarom zou jij dit moeten weten”. Je kunt je voorstellen dat dit weer de nodige impact heeft op het gevoel van eigenwaarde van het kind.
Wat leren we kinderen
Door bij spannende onderwerpen weg te blijven leren wij kinderen niet te praten. Zij leren dan niet de woorden te vinden bij wat ze voelen of bij wat passend is bij de situatie. We leren ze ook dat we over spannende dingen niet praten en laten ze daarmee in de kou staan. Want door er niet over te praten voelen zij dat ze ook niet hun gevoelens zouden mogen of kunnen benoemen, een kind wil immers nooit een ander belasten of verdrietig maken.
Kinderen verdrietig maken
Het ligt voor de hand om je in te houden over de dood met kinderen praten, omdat je ze niet verdrietig wilt maken. Kinderen ‘horen’ vrolijk te zijn. Doordat we ze telkens proberen af te leiden als ze verdrietig zijn, leren we ze ook min of meer om het verdriet niet te voelen, ze voelen instinctief aan dat verdrietig zijn ‘not done’ is. Het begint al als ze heel klein zijn en vallen. Hoe snel wordt er een pleister geplakt, een snoepje op gedaan of een kusje op gegeven met de fameuze woorden “zo, over….”.
Kinderen leren omgaan met teleurstellingen is lastig en in deze tijd (we leven nu in 2024) zien we alle pogingen van ouders om een teleurstelling bij hun kind weg te poetsen, toenemen. Het konijn gaat dood, dezelfde middag naar de dierenwinkel en een ander weer gehaald.
Wat kan jij kan doen
De cruciale werking van kinderen begeleiden bij verlies, begint bij ze te confronteren met dat verlies. Daarin verschillen wij als hulpverleners van de lieve, goedbedoelende ouders, oma’s en opa’s, buren, noem maar op.
De oplossing zit in het teruggaan. Terug naar het verleden, terug naar wat er is gebeurd. Werkelijk ook vragen aan kinderen of ze denken dat zij hier een aandeel in kunnen hebben gehad. Want dat is ook een absolute vraag waar kinderen mee lopen. Dat kan in de ene situatie meer voor de hand liggen dan in de andere situatie. Denk aan een moeder die, doordat ze net haar kind in de auto een standje geeft, van de weg afraakt en een dodelijk ongeval krijgt (waarbij het kind blijft leven). Of, zoals ik onlangs meemaakte, een vader die zich suïcideerde en het zoontje van zes zich schuldig voelde, want ‘wat als hij de autosleutels nou had weggegooid’. Je kunt je voorstellen dat naaststaande meteen zouden zeggen “dat is jouw schuld niet”. Maar daar zit de oplossing niet.
De oplossing zit hem erin om dit te gaan onderzoeken met het kind.
Kinderen praten niet met woorden
Jonge kinderen praten niet (altijd) met woorden, maar laten wat ze zien, voelen op andere manieren. Als kindercoach weet je dat. Door de diepgang op te zoeken in wat ze laten zien en daarmee ook de weg op te gaan van het verlies, van datgene wat is geweest, zul je ze werkelijk helpen.
Het aanleren van manieren van omgaan met de situatie, is bij grote verliezen niet voldoende. Als de angel er niet wordt uitgehaald dan zal het verlies in hun verdere leven blijven terugkomen en zullen ze weer andere manieren moeten leren om met de dan ontstane situatie om te gaan.
Waarom is het nodig
Onderzoek wijst uit dat als kinderen goed worden opgevangen door hun omgeving, en met goed wordt dan bedoeld dat ze erover kunnen praten, dat het er mag zijn, dat ze op de juiste manier worden opgevangen, dat professionele hulp dan niet nodig is. De realiteit is anders. Veel kinderen worden niet goed opgevangen, omdat hun ouders zelf van slag zijn, omdat de omgeving van slag is en omdat iedereen toch blijft vinden dat een kind vrolijk moet zijn en we ze maar niet moeten confronteren met het verlies.
Al ruim vijfentwintig jaar werk ik met rouw (rouw is een reactie op een verlies dus dat kan ook gaan over rouw na scheiding, ziekte, levend verlies). In die hoedanigheid heb ik heel veel kinderen, jongeren en volwassenen in mijn behandelkamer gehad. Wat we vooral telkens leerden van de wat oudere ‘kinderen’ is dat als ze in hun jeugd een verlies hadden meegemaakt en hier werd niet over gesproken, dit ze op latere leeftijd enorm dwars ging zitten en dat de problematiek waarmee ze vaak bij mij in de kamer kwamen, daaruit voortkwam.
Dit kunnen we dus voorkomen. We hoeven niet bang te zijn dat we een kind verdrietig maken. Het kind is al verdrietig (maar laat dat niet zien zoals volwassenen dat doen). We helpen kinderen juist door dat verdriet te laten stromen, door structuur aan te brengen in de chaos die bij hen en bij hen thuis is ontstaan, door kinderen te leren dat je over moeilijke zaken mag praten, dat jij, als hulpverlener, daar niet van slag van raakt.
Kinderen zijn niet zielig (dus je hoeft ook zeker niet op zielige toon tegen ze te praten) ze hebben een verdrietige situatie meegemaakt.
Hoe jij kijkt naar het kind in rouw, zal zeker van invloed zijn op hoe je met ze omgaat.
Tot slot
Nog een laatste inzicht wil ik met je delen. Kinderen hebben een enorme veerkracht om datgene wat ze meemaken, goed te verwerken, te integreren, of hoe je het wilt noemen, in hun leven.
Mits ze hier ook leren naar te kijken, het te voelen en het te duiden.